Je moet er jong en onbevangen voor zijn, zoals de scholieren van Gymnasium nr. 3 in de Krakause wijk Kazimierz.
Vandaag gaan ze de straat op.
Hun ogen spieden over de pleinen en langs de muren; waar hangen de camera’s? Hun oren meten het geraas van het verkeer; kan die ambulancesirene niet wat minder decibellen luid? Met hun neus zuigen zij hun longen vol; worden wij oud in deze smog?
Zij proeven de ruimte.
Ze ontmoeten een fietser: “Ik verbied mijn dochter te fietsen”, ze babbelen met een marktkoopvrouw: “’s Ochtends vroeg is het onveilig”, ze interviewen een café-eigenaar: “De camera’s hangen er maar niemand bekijkt ze”.
Ze onderzoeken of de nieuwe wandelbrug over de Wisła eigenlijk wel ergens naartoe gaat - niet echt. Ze vragen zich af of het nodig is, die nog aan te leggen metro onder de stad - eigenlijk wel, maar misschien verzakken de monumenten.
De ruimte is van iedereen, en dus van niemand?
Nee, de ruimte werd vandaag van hen, van ons.
Wordt vervolgd.
Met dank aan Furious Fred, lees hier zijn column in KrakowPost.
Het terras is een smalle stoep. Het stinkt naar lauw bier, uitlaatgassen en parfum van oude vrouwen. Een bestelbus bonkt met zompige banden de stoep op, vlak voor je voeten - met de motor nog draaiend laden twee mannen biertonnen uit en flesjes Spa.
Niemand zorgt voor Krakau, maar het kan de toeristen niets schelen. Ze komen graag en met veel tegelijk. Groepen Franse nonchalance; gebruinde veertigers met Gauloises. Spaanse studenten, als sprinkhanen neergestreken op de gazons. Bierdrinkende Britten, altijd in voor een geintje en ’s avonds vertier zoekend in de sekshuizen; voor één nacht, één moment - meer niet.
Gapende grijsaards worden in open golfkarretjes door de stad gevoerd, langs afbladderende muren en in de oordopjes de verhalen over hoe welke jood precies werd afgevoerd; het zal ze een zorg zijn, na afloop uitbuikend in cafeetjes met kleedjes op tafel net-als-vroeger.
De jonge mensen geven niet om Krakau. Zij leven in hun eigen bubbel, met hun pop-up stores in de Fabryka in Zablocie of in Kazimierz; de slimmeriken verdienen westerse salarissen door hun truckje toe te passen in de grote glazen kantoorgebouwen aan de rand van de stad, met klanten van ver over zee.
Krakau is van niemand meer. De bewoners zijn in hun schulp gekropen, duimendraaiend aan hun rozenkransen, versleten en verdronken koppen, elk jaar moeizamer de Corpus Christi processie volbrengend in de voorjaarszon.
Vanochtend, zoals op elke zondag, schuilen zij bij elkaar op de vlooienmarkten, waar niets te koop is maar waar ze samen sigaretten kunnen roken en zich wentelen in de spullen uit de tijd dat er nog iemand was die voor hen zorgde.