De zee is bijna leeg. In de verte liggen een paar zeeschepen voor anker, als ijle luchtspiegelingen. Op mijn tenen schuifel ik door de Tsjernomorskajastraat, bang dat mijn voetstappen ze zou doen oplossen in nevelen.
Op nummer acht woonde zijn huisbaas. De deur staat op een kier. Via een koele, donkere gang kom ik op de binnenplaats. Daar zoek ik vergeefs naar de fundamenten van de kleine woning waar Konstantin Paustovski wakker lag van de honger.
Ook toen waren er revolutionairen en bloedige schermutselingen - en niemand wist hoe het eindigen zou. Odessa was uitgestorven. De Witten blokkeerden de haven en de Roden naderden de stad vanuit de steppe. Paustovski luisterde naar de zee en wachtte.
Net als hij strompel ik over kronkelige zandpaadjes naar beneden, richting het strand, langs acacia’s en sluik, heldergroen gras.
‘Die Oekraïense jongens toch’, zegt de man in het schamele winkeltje ietwat verontschuldigend. Met zijn hoofd knikt hij naar de opgeschoten jongens met ontblote basten, die wat verscholen achter zijn cola-automaat onder begeleiding van gitaar Oekraïense volksliedjes zingen.
Als de schemer invalt, vervormen de mensen op het strand tot schielijke schimmen. Nog een keer nemen de zwaluwen schreeuwend een duikvlucht. In de verte brallen de jongens het Oekraïense volkslied, aangemoedigd door goedkoop brandwater. Dan wordt het stil op de kleine pier van Arkadia.
In de verte ontbranden de schepen hun lichtjes. Mijn ogen klampen zich er dankbaar aan vast, nu mijn gedachten net zo onstuimig over elkaar buitelen als de zoutwatergolfjes aan mijn voeten.
De graatmagere chauffeur, die oogt als een gepensioneerde zeematroos, zeilt me in zijn Wolga terug naar huis.
Op Kulikovo Polje had ik een déjà vu. Brandende kaarsen, bloemen, politieke leuzen, gedichten en foto’s van jonge, onschuldige mensen - eerst hoe ze waren, dan met verminkt gezicht. Bij de brand in het vakbondsgebouw van Odessa kwamen op vrijdag 2 mei zesenveertig mensen om het leven, voornamelijk pro-Russische demonstranten. Mijn gedachten gingen terug naar Maidan in Kyiv, eind februari. Toen waren de doden van de ene partij, nu de andere. Toen deden de snipers hun moordende werk, nu de vlammen. De uitwerking op de stad is hetzelfde: je voelt verbijstering, het verdriet en de woede. Zowel toen als nu klonken de termen ‘genocide’ en ‘terrorisme’ over en weer. Nog jarenlang zullen de inwoners van Odessa napraten of verbitterd nazwijgen. Families zullen worden verdeeld over de grote vraag naar het Waarom. Odessa, die zuidelijke, multinationale havenstad. Op Kulikovo Polje kreeg de zon een inktzwarte rand.
reacties (2)