“Andriy Viktorowitsj uit Kiev, Mikolaj Ivanowitsj uit Charkiv, Joeri Petrowitsj uit Zaporizja...”
Eén voor één noemt de ceremoniemeester de namen van de meer dan tweehonderd jongens op. Sommigen van hen hebben de rode konen nog op de wangen; ik realiseer me dat zij niet konden bevroeden dat zij de week na de diploma-uitreiking in het oosten zullen gaan vechten.
Hun familieleden weten het. Ze reisden van ver naar de landmachtbasis in Lviv, om de laatste familiefoto's te maken. Ze zingen in vervoering het volkslied. Sommigen huilen.
Om het geluk af te dwingen, gooien de nieuwe soldaten tijdens hun marsronde handenvol muntjes in de lucht; een glinsterende fontein van ragfijn zilver, gerinkel van geldstukken op het asfalt.
Na afloop kruipen de kinderen tussen de benen van de volwassenen, op zoek naar de muntjes. Ik hoor hun joelende stemmetjes, en huiver bij de gedachte aan uiteengereten lichamen op een aardappelveld, ergens in het verre oosten.