Er dreef een duifje in het water, watertrappelend, het snaveltje happend naar lucht.
Ik was vanochtend eerst naar de kerk geweest met een oude vriend - ik kan al goed kruisen slaan op het juiste moment. Nu zit ik op het terras bij de fontein tegenover het beeld van Danylo, de koning te paard; in de verte klinkt koormuziek uit de Bernardijnenkerk, bloemenverkoopsters komen emmers water halen, een meisje veegt onder de tafels en stoelen. Naast me twee kerels, de ene is jarig en wordt dus voortdurend opgebeld door mensen die voor hem zingen en hij schenkt zijn vriend wodka in een plastic beker. Sorry ik moet naar mn familie, weert die telkens af - bekvechten! net echt! - maar dan toch nog een keer bij laten schenken weetjewel en proosten.
En toen dreef plots dat duifje daar, het keek met gesperde kraaloogjes om zich heen.
We keken wat besluiteloos toe, tot een vrouw dewoesjka riep naar het veegmeisje, dat zich niet bedacht, haar billen op de rand zette, haar armen strekte, resoluut het duifje greep en voorzichtig op het gazon in de zon neerlegde. Een man zei geen zorgen, komt goed. Nu voert ze het rillerige beestje broodkruimels.