'Een belangrijk ding voor een politicus: de kaart. Elke president heeft in zijn kamer een kaart hangen. Ik heb dat vele malen gezien. Die kaarten hebben één ding gemeen: ze zijn allemaal enorm groot, ze vullen de hele wand.
Het is logisch dat als een president lang genoeg naar zo'n kaart kijkt, hij tenslotte begint te denken dat hij aan het hoofd van een groot rijk staat. Hij ziet hoe imposant zijn afmetingen zijn, hoe oneindig veel steden, dorpen, bergen en rivieren het heeft.
En vanuit de positie van zo'n grote mogendheid spreekt hij anderen, de wereld toe. De mensen verbazen zich: waarom klinkt zijn stem zo luid, waar komt die eigendunk vandaan? Maar als ze een blik op de kaart in zijn kamer konden werpen, zouden ze het meteen begrijpen.'
Uit: Ryszard Kapuściński - 'Lapidarium, observaties van een wereldreiziger'