Misschien is de toekomst wel te mooi om aan het licht gebracht te worden, dacht ik in Kamjanets-Podilsky.
Eerst viel de elektriciteit uit. Niet ongebruikelijk in deze barre oorlogstijden, en dus zat er een zekere routine in de manier waarop de waard zijn gasten kaarsen bracht. Ik denk dat het al nacht was toen de verlichting weer aanfloepte, en de koninklijke torens helverlicht werden, hoewel er geen bezoeker was om het vast te leggen.
Om vier uur ’s nachts kwam de mist opzetten; de eerste keer dat de paniek in me opwelde, want ik wist dat het kasteel enkele uren later onzichtbaar zou zijn geworden.
En zo geschiedde. Tevergeefs betaalde ik de brugwachter tien grivna. De teleurstelling aan de overkant was kort en koud. Nog eens tien grivna verder verdween de stad voorgoed in de mist, de toekomst werd vermoedelijk ergens in een gulden kistje onder de grond begraven.
Schatgravers zijn we, en als we op weg zijn gaan we altijd vooruit - nooit terug.