'Kharkov was altijd een multinationale stad. Er woonden Oekraïners, Russen, Joden, Duitsers, Armeniërs en Tataren. We leerden te luisteren naar elkaar. We waren open, kosmopolitisch en tolerant.
In de Sovjettijd was Kharkov een stad van industrie en wetenschap. Ingenieurs, uitvinders, doctoren, professoren en studenten. We laafden ons aan de Russische cultuur, maar associeerden ons met de dissidentenbeweging. We bezochten concerten, theaterstukken en verslonden literatuur.
Nu is alles anders.
Kharkov is de stad van de groothandel geworden. Van de markt Барабашово, Barabasjova. Als ik vroeger vertelde dat ik uit Kharkov kwam, riep men ‘Ah, van de tankfabriek, de tractorfabriek!’ Nu roepen ze ‘Ah, van Barabasjova!’ Het geld ging overheersen, en dat is treurig als je houdt van deze stad.
Jongeren worden niet meer klassiek geschoold. Het onderwijsniveau is beroerd. De stad investeert niet in cultuur. En nu... nu is het ook nog oorlog.
We hebben inspiratie nodig bij ons werk, maar daaraan ontbreekt het ons nu. Alles is politiek geworden. We zijn gedwongen nationaliteit voorop te zetten; Kharkov is een ‘Oekraïense’ stad geworden. Nationaliteit was altijd een taboe-onderwerp, maar nu betekent ‘Oekraïne’ de bescherming van onze identiteit. Jongeren willen Oekraïens spreken, terwijl taal nooit ter zake deed.
Het is de tijdgeest. Ik hoop dat het veranderen zal.'
Tatjana Toemasjan, directeur kunstgalerie Kharkov