Elke zondagochtend is het markt bij de Hala Targowa, pal naast mijn huis. Daar komt de verloren generatie. Zieke, vermoeide mensen, met schorre stemmen van het roken en een rode, pokdalige huid van de drank.
Zij dragen hun verleden mee in plunjezakken, en spreiden het tentoon aan de wereld. Oude schroeven en servies, een langspeelplaat met vergeelde hoes - een afgedragen schoen.
Deze mensen hebben niets verkeerd gedaan, behalve dat ze in die andere tijd volwassen werden. De trein denderde voorbij, en ze aarzelden net iets te lang om in te stappen.
Een man verkocht antieke klokken. Ik wilde per se dat de klok sloeg, voor mijn radioreportage. Hij moest er een kwartier voor prutsen, met een schroevendraaier en zijn duim, maar hij kreeg het voor elkaar. Bing, bong...
“De tijd doet het altijd, meneer,” zei hij. “Die stopt nooit.”
Hij wreef zijn reumatische handen. Al 23 jaar stond hij hier. Vandaag had hij nog niets verkocht. Eigenlijk verkoopt hij nooit meer wat.
In Polen gaat de tijd sneller dan in Nederland - voor veel mensen veel te snel.